Home > Historie - Overzicht > Veiligheid

Veiligheid

Om de Veilige Insluiting tijdens de Wachtperiode te beveiligen zijn voorzieningen en maatregelen getroffen.

Civiele veiligheid

De civiele veiligheid betreft de volgende aspecten:

  • de inbraak- en agressiebestendigheid;
  • de overstromingsbescherming;
  • het voorkomen van lekkages;
  • het beperken van de brandlast;
  • afvalwaterstromen;

Bij de buitendeuren van de Veilige Insluiting is een overstromingsbeveiliging aangebracht. De hoogte van deze waterkering ligt ruim boven de kruinhoogte van de dijken van de Waal. Indien nodig kunnen extra maatregelen worden genomen om de Veilige Insluiting waterdicht af te sluiten tot een niveau van circa 17 m +NAP. De daken van de Veilige Insluiting zijn lekdicht. Alle dakdoorvoeringen zijn afgesloten.

De brandlast is beperkt door het brandbare materiaal zoveel mogelijk te verwijderen. Er vindt geen lozing van radioactief besmet water op de Waal plaats. Het huishoudelijke afvalwater wordt via een biologische afvalwaterzuivering (biorotor) op de terreinriolering geloosd. De leidingen voor afvoer van het huishoudelijke afvalwater bevinden zich buiten de Veilige Insluiting en lopen niet via het radioactief besmette gebied. De terreinriolering loost via het bestaande koelwateruitlaatkanaal op de Waal.

Stralingsveiligheid

Het potentieel radioactief besmet afvalwater wordt in tanks opgevangen. Bij geconstateerde besmetting wordt dit water naar COVRA afgevoerd. Omdat er geen lozingen meer op de Waal plaatsvinden, kan langs die weg geen radioactiviteit meer in de omgeving terecht komen. Personen en materialen die het terrein verlaten worden door middel van stralingsmonitoren op besmetting gecontroleerd.

Er is een inventarisatie gemaakt van de in de installatie aanwezige radioactieve stoffen. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een database. Voor alle ruimten zijn per component de afmetingen, massa's, besmettingsniveaus en stralingsniveaus vastgelegd.

Er zijn 3 wegen waarlangs in principe nog stralingsbelasting kan optreden:

  • luchtlozing via de ventilatieschacht
    De maximale dosis die opgelopen kan worden door deze lozing bedraagt minder dan 0,0004 mSv per jaar. Voordat de afgezogen lucht via de ventilatieschacht geloosd wordt, wordt de hoeveelheid radioactieve straling continu door meetapparatuur bewaakt.
  • directe straling vanuit de Veilige Insluiting
    De maximale stralingsdosis die iemand aan het hek van het terrein kan oplopen tengevolge van directe straling vanuit de Veilige insluiting is minder dan 0,00001 mSv (milliSievert) per jaar.
    De belangrijkste bronnen die zorgen voor de externe stralingsdosis zijn het reactorvat en het biologisch schild, dat als afscherming voor het reactorvat fungeert. Voor het meten van deze straling staan een aantal meetpunten aan de rand van het terrein.
  • stralingsbelasting na een ongeval
    Het enige ongeval waarbij de maximaal aanwezige hoeveelheid vrije radioactieve besmetting (400 GBq) in de Veilige Insluiting vrij zou kunnen komen is bij een buitenontwerp ongeval. Dat zijn ongevallen, waarbij wordt aangenomen dat het ongeval optreedt, zonder dat een gebeurtenis is vastgesteld en geen tegenmaatregelen zijn genomen. Alle andere mogelijk bedenkbare ongevallen met interne of externe oorzaak hebben een lagere emissie tot gevolg.
    De maximum dosis die iemand bij een buitenontwerp ongeval kan oplopen is 0,0017 mSv. De kans op dergelijk ongeval is minder dan 1 op 100.000.000 ( = 10-8). Dit ligt lager dan wat in de Nederlandse wetgeving wordt aangeduid met het "secundair niveau". Hiervoor zijn geen verdere maatregelen nodig.

Om gevoel te krijgen voor de hierboven genoemde waarden voor de stralingsbelasting het volgende:
De sievert (Sv) is de eenheid die gebruikt wordt om de stralingsbelasting in een getal uit te drukken. In de praktijk wordt meestal de milli-sievert gebruikt, een duizendste sievert (0,001 Sv).
Als gevolg van natuurlijke straling en industriële activiteiten, is de gemiddelde stralingsbelasting van de Nederlander circa 2 mSv.

Volgende >